bronnen Natuurmakers

Bronnen Natuurmakers

Bronnen Blauwestad

Hoofdstuk 1,2, 3, 7, 8

 

 

Op deze pagina treft u achtergrondinformatie bij de verhalen uit Natuurmakers. Naast de actuele ontwikkelingen vindt u er ook de bronnen en links naar gebruikte artikelen. Het boek ligt vanaf 27 oktober in de winkels.

Komende weken zal ik hier de bronnen gaan vermelden. Deze database groeit dus in de maand oktober.

Hoofdstuk 1

U wilt vast beginnen met een kaart van het gebied. Als de officiele plannenmakers besluiten in te gaan op de wens van de bewoners, zit de Hoofdstraat in de weg. Ze leggen het diep dan achter de huizen en noemen het ’t Reiderdiep. Op deze kaart uit 1838 ligt het Beerster diep voor de huizen langs. Wanneer het diep gedempt wordt, komt daar de Hoofdstraat te liggen.

Annechien ten Have is varkensboerin te Beerta en voorzitter van de varkensvakgroep van de LTO.

Zij toont me Beerta, een adres aan het water, de toekomstschets van de bewoners. De eerste versie dateert van maart 2003. Over Dorpsbelangen Beerta vindt u op het net meer informatie.

iN 1989 ontstaat het eerste idee over Blauwestad van Jan Timmer, Wim Haasken; het meer is dan 3000 ha groot.

In 1993 is Een Nieuw Hart Voor Het Oldambt het eerste officiële stuk dat door de provincie Groningen wordt besproken.

De provincie Groningen besloot in 1997 daadwerkelijk tot de aanleg van Blauwestad, onder aanvoering van Gedeputeerde Gerard Beukema namen de Staten ‘Van idee naar werkelijkheid’ aan.

Gerard Beukema was tot 1999 Gedeputeerde in Groningen, nu is hij directeur van het Inter Provinciaal Overleg.

Over de aanleg van Blauwestad en de besluitvorming is door de Noordelijke Rekenkamer een rapport verschenen op 1 juli 2010. Rapport van bevingingen Blauwestad

De rivier De Tjamme heet eigenlijk Tjamme, maar iedereen heeft het tegenwoordig over De Tjamme. Ook het natuurgebied wordt De Tjamme genoemd, dus dat hou ik dan ook maar aan. Het is een 200 hectare groot bos- en moerasland, de overgang van kleipolder naar veenweidegebied. Sinds kort worden er ook in dit natuurgebied kavels aangeboden.

EHS: lees in bv. Interdepartementaal beleidsonderzoek 2008-2009  korte historie over de EHS. De EHS met robuuste verbindingszones krijgt dan een omvang van 728.500 hectare op land. De omvang van de EHS is echter niet in beton gegoten, zoals later zal blijken. In 2011 kiest de overheid ervoor om steeds te schrijven dat de EHS ‘rond de 700’ duizend hectare groot was.

Hoofdstuk 2

De oprichting van landbouwmaatschappijen halverwege de 19e eeuw laat laat zien hoe overheid en markt verweven raken op het gebied van voedselteelt. Eind 19e eeuw wordt de overheidsrol steeds groter, vooral omdat Nederland dreigt achter te gaan lopen.

In 1935 (eigenlijk vrij laat) wordt er een apart ministerie opgericht voor landbouw (lees. Bv Boeren in Nederland van Jan Bieleman, 2008 uitgeverij Boom). Het Landbouwschap, een organisatie uit 1954 is weer tekenend voor de verwevenheid van het boerenbedrijf en de overheid. Tot op het kleinste detail, zoals de broodprijzen, bemoeit de overheid zich met de voedselproductie.

De ruilverkavelingen vanaf de jaren zestig vormen het hoogtepunt van de gezamenlijkheid waarmee overheid en boerenstand het land herinrichten ten gunste van de voedselproductie.Daar komen scheuren in door zorg om het milieu. Met het rapport De grenzen aan de groei gooide de Club van Rome in 1972 een knuppel in het hoenderhok.

Het biologisch boeren komt op, maar blijft marginaal. Er ontstaan veel verschillende boerenoverleggen om te proberen de milieuoverlast van hun productie terug te brengen. Die milieucooperaties ontwikkelen zich langzaam in de richting van zorg voor de natuur.

CLM is vooral praktisch bezig om boeren te helpen natuurbeheer vorm te geven. Adriaan Guldemond van CLM verzamelde gegevens in zijn lezing  ‘Agrarische Natuurverenigingen als beheerders van het landelijk gebied’. De eerste ANV’s dateren van 1993 (hoeve Biesland in Delft bijvoorbeeld) Het aantal verenigingen stijgt in de 21e eeuw hard. De meeste aandacht gaat uit naar weidevogels, randenbeheer en graslandbeheer.(zo’n 80 procent van de verenigingen doet dat). Ruim zestig procent houdt zich ook bezig met landschapselementen (wallen, sloten, poelen etc.). Bij tweederde van de agrarische natuurverenigingen spelen vrijwilligers een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij de nestbescherming.

De nota ‘de slechtste grond is de beste’ van Alterra zet begin 2000 proefprojecten op een rij en geeft een overzicht van argumenten om agrarische verenigingen een rol te geven.

In Oost-Groningen ontstaat de Anog Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen in 2003.

 

Hoofdstuk 3

Wie meer wil weten over het ontstaan van het Nederlandse landschap kan veel plezier beleven aan het lezen van ‘Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering’ onder redactie van S. Barends en anderen, uitgave van Matrijs.  Sowieso een uitgeverij waar de site een belevenis van is vanwege de vele boeken over het landschap.

Hoe we vroeger aankeken tegen natuur- en cultuurlandschappen is uitgebreid te lezen in het proefschrift Dynamiek in de Nederlandse natuurbescherming door Joannes Nicolaas Maria Dekker bij de Universiteit Utrecht in 2002. Dekker bespreekt de slingerbeweging die in natuurvisies te zien is.

 

Over de omvang de de EHS bestaat een eindeloos gegoochel met cijfers.

Ik hanteer de volgende grootheden: Nederland is 4,1 miljard ha. Groot, daarvan is 18 procent water. Met de nagestreefde 705 duizend hectare EHS hebben we het dus over een op de vijf hectares droog land. Boeren hebben ruim 2 miljard in gebruik dat is drie keer zoveel als er aan natuurhectares moet komen (tussen 1990 en 2010, want daarna verandert de ambitie).

Dat betekent dat een op de acht hectares boerenland omgevormd moet worden tot natuur. Door aankoop of door natuurwaarden een plaats te geven in combinatie met het boerenbedrijf (agrarisch natuurbeheer).

Na 2010 veranderen de plannen. In oktober 2010 schrijft Bleker dat de EHS ingekrompen wordt tot 600 duizend hectare. In het akkoord met de provincies (waarover een jaar venijnig is onderhandeld) handhaaft hij die omvang, maar geeft hij drie jaar meer om de EHS te realiseren. Dan wordt 2018 dus losgelaten.

Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks hoe de natuur zich ontwikkeld heeft. In de Evaluatie Natuur en landschapsbeleid uit 2008 wordt dieper op de natuur ingegaan. Dit stuk bevat boeiende overzichten van de stand van zaken.  In dit achtergrondstuk bij de Natuurbalans staat bv op pagina 15 dat gestreefd wordt naar groei van het aantal natuurhectares met 275 duizend.

In de Natuurbalans 2009 (pagina 16)  wordt zichtbaar gemaakt hoe de index van bedreigde diersoorten daalt (en er steeds meer soorten in hun voortbestaan bedreigd worden) http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500402017.pdf

Op pagina 46 is te lezen dat het landbouwareaal kleiner wordt, maar dat dit vooral ten goede komt aan de stad. Landbouwgrond in Nederland wordt niet verlaten vanwege ontvolking van het platteland, maar door herinrichting ten behoeve van wegen, steden en natuur.

 

In de Natuurbalans 2008 op pagina 27 is te lezen hoe het gaat met de realisatie van de EHS. De verwerving is halverwege, maar gaat nog beslist niet snel genoeg. In het dossier EHS van het Compendium voor de Leefomgeving is preciezer te achterhalen hoe het staat met de vooruitgang van de aanleg van nieuwe natuur, de cijfers zijn uitgesplitst naar particulier natuurbeheer, de agrarische natuur  en met de robuuste verbindingen stagneert de verwerving bijna helemaal.

 

Hoofdstuk 7

Dit hoofdstuk is vooral gebaseerd op gesprekken met Rieks van der Wal en inzage in de plannen met De Tjamme destijds.

Via internet is onder meer terug te traceren dat het inrichtingsplan is gemaakt door Buro Bakkeren dateert uit 1987. De Tjamme is een oud veenriviertje. In 2009 verscheen er van de hand van Bureau Lantschap ‘Ontgonnen verleden’ een fraai overzicht van het ontstaan van de streek en de karakteristieken van het Oldambt. Dat begint bij de vorming van het grootste veengebied van  Noordwest-Europa: het Boertanger Veen.In dit rapport is onder meer te lezen dat het huidige deelgebied Oldambt  vrijwel geheel met veen bedekt is geweest.

Kleine restanten hiervan nog aan het oppervlak, de rest is door de inbraken van de zee weggeslagen of bedekt met zeeafzettingen. De afwatering van het veen vond plaats via een stelsel van veenriviertjes zoals de Tjamme. In het noorden werd het veengebied begrensd door de rivier de Eems.De veenvorming heeft gedurende lange tijd vrijwel ongestoord kunnen plaatsvinden door de beschermde ligging achter de oeverwallen van de Eems. Vanaf deze hooggelegen oeverwallen en vanaf de hoger gelegen zandgronden van Westerwolde werd het veengebied ontgonnen. Hierdoor trad bodemdaling op, hetgeen in de veertiende en vijftiende eeuw leidde tot inbraken van de zee. Hierbij ontstonden twee grote baaien: de westelijke Dollardboezem (het oude Oldambt) en de oostelijke (het Reiderland), gescheiden door het schiereiland van Winschoten. In de 15e en begin 16e eeuw bereikte de Dollard zijn grootste omvang. Nadien werd het verloren gegane land door inpoldering geleidelijk heroverd. De zeeklei, die in de Dollardpolders aan de oppervlakte ligt, is in twee fasen afgezet. De onderste laag bestaat uit vrij lichte tot zavelige klei, de bovenste laag uit zware klei. De Dollardpolders gelden als een klassiek voorbeeld voor de bestudering van de ontkalking van de bodem: de zuidelijke (oudste) polders zijn kalkarm, naar het noorden neemt het kalkgehalte in de bovengrond toe. Ook de hoogteligging varieert: in het zuiden liggen de polders het laagst, verder naar het noorden is de opslibbing langer doorgegaan en ligt het maaiveld wat hoger.

Groningen had 9700 ha natuur, en moest er in het kader van de EHS 10.600 hectare bij zien te maken. In mei 2011 geeft de provincie Groningen een overzichtelijke nota uit over ‘De toestand van natuur en landschap in de provincie Groningen’.

Hoofdstuk 8

Inmiddels is veel gepubliceerd over de wordingsgeschiedenis van Blauwestad. Zo wordt het bestaan van een gentlemensagreement bevestigd: gesloten in 1997 tussen gedeputeerde Jaap van Dijk en Staatsbosbeheer. Zie hiervoor ook het rapport van de Noordelijke Rekenkamer.

Ik volgde de plannenmakerij destijds mede via het Nieuwsblad van het Noorden. Daaruit komen ook de uitspraken van Beukema uit 1993 en 1997. Mijn gesprekken met Rieks van der Wal van Staatsbosbeheer (vanaf 2008), voegden aan dit alles echter nog veel toe. Hij vertelde openhartig hoe hij destijds in de gesprekken opereerde en toonde me correspondentie en conceptplannen. Cruciaal is dat zijn omgeving van hem vertrouwelijkheid verwachtte – en een radiostilte naar de bewoners. Die geëiste vertrouwelijkheid wordt bevestigd door het Rekenkamerrapport. Wat daarvan de gevolgen waren – en hoe dat de boeren en burgers in de kaart speelde – is niet eerder gepubliceerd. Het is des te opmerkelijker omdat de ene gedeputeerde (Marc Calon) Staatsbosbeheer dwong om het contact met burgers af te houden, terwijl de andere (Henk Bleker) die organisatie daar later in negatieve zin op afrekende, maar dat verhaal leest u in Hoofdstuk 25.

Hoofdstuk 9

De plaats waar het Oldambtmeer is gegraven lag eerder een meer. Op een kaart van Ubbo Emmius uit 1616, staat bij Finsterwolde het meer ´Fledder´ ingetekend ongeveer op de plaats waar nu het Oldambtmeer ligt. Pal onder Beerta loopt nog een arm van de Dollard. In 1635 heet het Oostwoldermeer bed. (bedijkt). Maar in 1677 op de  Dominii Groningae nec non maximae partis Drentiae novissima delineatio ligt het Eeckelsmeer op die plek. In 1725 staat het te boek als Huningameer op een kaart van François Halma. In 1838 is dat meer ingepolderd, zo is te zien op de kaarten van Groningerland. En nu is er dus weer water.

 

Bronnen Wadden

Hoofdstuk 4/5

 

Hoofdstuk 4 en 5 over de Wadden

Ik ken de Waddeneilanden al lange tijd. Elk jaar probeer ik de hele tv-tas (Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog) weer te bezoeken; de lokale boekhandelaren en bibliotheken vormen dan een vaste aanlandingsplaats. Voor Zee rondom (Atlas 2002) ondervroeg ik eilanders over het leven los van ‘de wal’ en waarin dat eilandbestaan hen vormde. Ik bezocht toen ook Rottumeroog en interviewde Wiepke Toxopeus, de dochter van de laatste strandvoogd die op Rottumeroog woonde. Zij schreef daar zelf ook over in Ik ben van Rottum. Herinneringen aan het voogdgezin en het eiland Rottum. Dit lezenswaardige boek is in 2010 heruitgegeven. Wiepke was 15 toen haar ouders in 1965 het eiland verlieten. Ze beschrijft het dagelijkse leven op het eiland met allerhande ‘ongewone’ zaken zoals het feit dat haar ouderlijk huis telkens moest worden herbouwd omdat het eiland opschoof. Ook het baken van Rottum schoof met de grillen van de zee mee en moest menigmaal verzet worden.

Het ontstaan van de Boschplaat, vijftig jaar geleden op Terschelling, is onlangs door Freek Zwart (van Staatsbosbeheer) beschreven in De Boschplaat, eeuwig bewegend landschap dat bij Van Gorcum verscheen in 2010. In dit prachtig geïllustreerde boekje heeft hij aandacht voor de historie, de ontwikkeling van flora- en fauna en van het landschap.

In het kader van de lobby hebben de samenwerkende natuurorganisaties en onderzoeksinstellingen in het waddengebied een boeiend werkje gemaakt over de ontstaansgeschiedenis van het gebied en een nieuwe visie op kust- en natuurbeheer. Eilanden natuurlijk. Natuurlijke dynamiek en veerkracht op de Waddeneilanden dateert van april 2008. Albert Oost, die in Natuurmakers wordt opgevoerd, schreef er ook aan mee.

Over de historie van alle waddeneilanden zijn vele boeken geschreven. Vermaard is de discussie uit 1921 om Vlieland prijs te geven aan de golven. . Het onderhoud van de zeewering is duur, en er wonen maar weinig mensen. Rijkswaterstaat wil het eiland echter handhaven in de lijn tv-tas. Dit debat eindigt ermee dat Rijkswaterstaat een deel van de onderhoudskosten overneemt van de provincie Noord-Holland. (pas onder de Duitsers in WO II wordt Vlieland een Fries eiland).

Op bladzijde 40 van Natuurmakers worden de termen ‘nanala’, ‘cula’ en ‘hanala’ gebruikt. Deze werden gebruikt door Albert Kerssies van Natuurmonumenten. Bij die organisatie, maar ook elders, worden ze kennelijk gebruikt. Ik trof ze onder meer aan in een boeiend artikel over de beheersstrategieën op de Veluwe: De Veluwe, één gebied één organisatie in Vakblad natuur bos landschap van 2009.

 

Staatsbosbeheer is met ruim 200 duizend hectare natuur een belangrijke aanwezige in dit boek. In 1999 verscheen Staatsbosbeheer. Honderd jaar werken aan groen Nederland van J. Buis en J.P. Verkaik (in samenwerking met Staatsbosbeheer) bij uitgeverij Matrijs. Het is uitverkocht maar via bibliotheken te leen. In de Wet die de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer regelt, is een korte historie van de organisatie te lezen , waarvoor u niet van uw plaats hoeft te komen omdat deze via internet opvraagbaar is.

Wie meer wil lezen over de discussie over de erfpachtgronden op de waddeneilanden kan diverse wegen bewandelen. U kunt bijvoorbeeld beginnen met de hoofdlijnen te lezen in de NRC van 9 juli 2008. Daar vindt u een artikel van Cees Banning met in een notendop de historie van Vlieland in het licht van de erfpachtdiscussie. In vele boeken en tijdschriften is het verhaal te vinden over Vlieland dat voor een gulden in eigendom overging naar Staatsbosbeheer – mitsgader deze het dorp voortaan bevrijdde van stuifzand. Het sluitstuk daarvan vormt voorlopig de Kamerbrief van 13 april 2011 over het verkopen van grond erfpacht op Texel, Vlieland en Terschelling . In de bijlagen vindt u per eiland een kaart waarop aangeduid welke percelen aan wie verkocht kunnen worden.

Op de site van Staatsbosbeheer staat inmiddels een handig overzicht en doorklikmogelijkheid naar vele stukken  en rapporten (onder meer het rapport Oranjewoud over de marktwaarde van de percelen uit februari 2009) en het verslag van de Commissie Groothuis / Zevenbergen van juni 2010 over ‘hoe nu verder’) alsmede verslagen van debatten over de erfpacht kwestie. Na aanvankelijke terughoudendheid is Staatsbosbeheer een stuk opener geworden over haar handelwijze en motieven – en dat sluit goed aan bij het advies van de Commissie Groothuis / Zevenbergen.

Op 26 oktober 2010 presenteert het kabinet Rutte (VVD en CDA) de regeringsverklaring onder de titel ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’. Over natuur staat erin:

Een goed natuurbeheer en het op peil houden van de biodiversiteit zijn belangrijk, ook voor recreatief gebruik. De provincies krijgen meer zeggenschap over het natuurbeheer. De ecologische hoofdstructuur (EHS) wordt in 2018 herijkt gerealiseerd, onder meer door grensverlegging, strategische inzet van ruilgronden en ontstapeling van gebiedscategorieën, met maximale inzet op beheer en minimaal op verwerving. Dat kan dus betekenen dat er minder wordt aangekocht. Vooruitlopend op de herijking worden onder andere de robuuste verbindingen geschrapt. Beheer vindt bij voorkeur langjarig plaats door agrariërs, andere particulieren en terreinbeherende organisaties die samenwerken om meer effectiviteit te bereiken. De programmatische aanpak stikstof (PAS) blijft nodig voor een goed samengaan van economie en ecologie. Bij de uitvoering van de opgaven voor de EHS en Natura2000 worden ruimte en toekomstperspectieven voor ondernemers zoveel mogelijk meegewogen.

De rek en ruimte binnen de toepasselijke Europese richtlijnen worden optimaal benut. Uitgangspunten voor de EU-richtlijnen zijn dat economie en ecologie in evenwicht zijn en dat maatregelen haalbaar en betaalbaar moeten zijn. Nationale koppen op de Europese regelgeving worden opgespoord en verwijderd.

Staatssecretaris Bleker laat er geen gras over groeien en kondigt onmiddellijk een aankoopstop aan voor gronden in het kader van het natuurbeleid. Daarover wordt hij door de oppositie direct neergesabeld, maar in het debat over de begroting op 8 november 2010 in de Tweede Kamer over hoofdstuk Natuur in de begroting 2011 houdt hij voet bij stuk. In het voorjaar van 2011 komt hij met een brief over zijn voornemen om buiten de EHS grond te verkopen.

Over de Afsluitdijk en de gevolgen voor onder meer de bruinvissen sprak ik voor Zee rondommet Theunis Piersma  hoogleraar animal ecology aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Piersma was ooit bewoner van Texel maar vertrok naar de wal omdat hij zo verdrietig werd van het ecologische verval dat zich vanuit alle ooghoeken aan hem opdrong.Op Kennislink is een handzaam artikel verschenen over de stand van vissen in het IJsselmeer. Op de medewerkerspagina van Piersma bij de RUG is een publicatielijst te vinden met meer wetenschappelijke artikelen.

En trouwens in het boek van Wiepke Toxopeus over Rottum staan buitengewoon vermakelijke stukjes over hoe de omgang met zeehonden veranderde: zij groeide op tussen de robbenjagers en de eerste zeehondenredders. Want van broodwinning werden zeehonden schaarse vertegenwoordigers van de biodiversiteit. Symbolen die stonden voor onze vervuilende invloeden op land en zee – en hoe we het wilde planten en dieren onmogelijk maken om voort te bestaan.

Het verhaal over de inpoldering van de Waddenzee is uitgebreider beschreven in onder meer de dissertatie uit 2001 van mw. G.H.M. Tromp aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen over het bestuur van de wadden.

Daaruit:

Na de totstandkoming van de Zuiderzeewerken werd in 1967 in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid geopperd om de Waddenzee in te polderen. Ideeën daarover circuleerden al sinds de zeventiende eeuw maar waren in de tweede helft van de twintigste eeuw niet langer meer vanzelfsprekend. Daarom werd in 1970 een staatscommissie ingesteld, de commissie Mazure, om de voor- en nadelen van drooglegging van de Waddenzee zo breed mogelijk in beeld te brengen. In haar eindrapport, dat in 1974 verscheen, oordeelde de commissie negatief over alle plannen voor indijking of inpoldering van de Waddenzee. Uit het onderzoek van de commissie kwam in de eerste en laatste plaats de Waddenzee als uniek en waardevol natuurgebied naar voren.

In 1974 adviseert de commissie Mazure de Waddenzee niet in te polderen. Alle kranten schrijven daar natuurlijk over.

In 1971 verblijven Godfried Bomans en Jan Wolkers een week op Rottumerplaat in totale eenzaamheid. Vara-radiomaker Willem Ruis had vanuit Warffum radiocontact met hen. Het beviel Godfried Bomans niet erg goed, enkele maanden later overleed hij aan een hartaanval. Jan Wolkers was wel in zijn sas. Daarom schreven ze elk apart een dagboek. Wolkers’ Groeten van Rottumerplaat (1971) met op het omslag een piemelnaakte Jan, en verlucht met kleurenfoto’s die de ijverige auteur zelf had geschoten. Bomans’ Op reis rond de wereld en op Rottumerplaat kwam in april 1972 postuum uit.
Twee schrijvers, één eiland; twee werelden van verschil, schrijft de Volkskrant.

Nadat de inpoldering van de Wadden is verlaten, wordt wel besloten om de Lauwerszee af te sluiten. Op de site over de Deltawerken  is ook een hoofdstuk besteed aan de Lauwerszee: Naast de Deltawerken in het zuidwesten van Nederland, zijn in de periode na de watersnoodramp op andere plaatsen ook maatregelen genomen, om het land en de mensen tegen de zee te beschermen. Een voorbeeld daarvan is het Lauwersmeer. In 1969 is de Lauwerszee, een inham van de Waddenzee op de grens van de provincies Groningen en Friesland, afgesloten. Sindsdien heet het water Lauwersmeer.

Duinonderhoud

Het onderhoud van de duinstreken is in feite in beleidsnota’s uit 1990 al drastisch gewijzigd. Omdat het beleid het heeft over ‘bouwen met de natuur’ en ‘zandsuppleties’ ervaren burgers het als ‘iets extra’s’. De portee van het dynamisch kustbeheer – waarbij natuurlijke processen meer ruimte krijgen en de oude regiedwang wordt losgelaten – leek toen echter niet te landen. Tien jaar later met de Derde Kustnota werd het loslaten van de statische kustbescherming dwingender aangegeven om de veerkracht van de kust te vergroten en het land beter teweer te stellen tegen de klimaatverandering. Uit ‘Hoe verder met dynamisch kustbeheer?’  door de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, kortweg STOWA (het onderzoeks plat form

van Nederlandse waterbeheerders) de volgende omschrijving:’Dynamisch kustbeheer is een moeilijk te definiëren begrip. Grofweg kan het worden omschreven als het zodanig beheren van de kust dat natuurlijke processen, al dan niet gestimuleerd,zoveel mogelijk ongestoord kunnen verlopen. Daarbij worden de processen zodanig beheerddat de veiligheid van het achterliggende gebied gewaarborgd blijft (TAW, 2002). Voorbeeldenvan natuurlijke processen in het kustgebied zijn de vorming van embryonale duinen vóór de duinvoet, afslag, de vorming van kerven en kuilen in de zeereep, de verstuiving van zand of het (incidenteel) binnenstromen van de zee.Wat dynamisch kustbeheer in de praktijk betekent, verschilt van plek tot plek. In sommige gevallen wordt het beheer achterwege gelaten en in sommige gevallen wordt verstuiving actief gestimuleerd door begroeiing te verwijderen. Dynamisch kustbeheer heeft niet overal langs de kust hetzelfde effect: een dynamisch beheerde kust op de Waddeneilanden kan er heel anders uitzien dan een dynamisch beheerde kust langs de Hollandse kust.’ 

Als op de Waddeneilanden duidelijk wordt dat het nieuwe dynamische kustbeheer betekent dat er hier en daar gaten in de duinen ontstaan, roept dat angst en verzet op. Dat vermenigvuldigt zich door loyaliteit aan de werknemers van Rijkswaterstaat die hun oude werk moeten loslaten. Voor het project ‘Verteld verleden’ op Terschelling  sprak ik Cor Swart die van 1971 tot 2005 bij Rijkswaterstaat werkte. Op het eiland had je ‘de staat’ (Staatsbosbeheer) en ‘het rijk’ (Rijkswaterstaat). Het Rijk maakt voorzieningen waar mensen blij mee zijn, zoals de veerverbinding met het vaste land en de verdediging tegen de zee. De Staat beperkt de burgers in hun vrijheid om bijvoorbeeld te jagen of cranberries te plukken.

Als Rijkswaterstaat zijn wij er voor de verdediging tegen de zee. Aan de waddenkant is dat op dit eiland geen probleem, daar ligt een dijk. Aan de zeezijde beschouwden wij de buitenste duinenrij als waterkering.´ Het strand was voor Rijkswaterstaat een soort ´eigen grond´. Maar de duinen waren (deels) van Staatsbosbeheer en die had als opdracht om ze te beheren als  natuurgebied. Dat vraagt soms andere keuzen dan de kustbewaking. Om gesteggel daarover in te dammen werd afgesproken: de binnenkant van de duinen was van Staatsbosbeheer, op het strand en in  de buitenste   duinen mocht Rijkswaterstaat zeggen hoe het moest.

Lees verder op de site.

Vanaf 2002 kreeg dit nieuwe beleid gevolgen op Rottum; sindsdien houdt eigenaar Rijkswaterstaat alleen toezicht vanuit de lucht. Staatsbosbeheer is op Rottum de natuurbeheerder. In deze folder een fraaie kaart van Rottumeroog, Rottumerplaat, Zuiderduin en het Schild.

Bij Hoofdstuk 11:

Over het merkwaardige fenomeen dat onze meest bijzondere en bedreigde natuur bestuurd wordt door een onduidelijk veelkoppig monster, ondervroeg ik Margreeth de Boer, ex-minister en voorzitter van de Raad voor de Wadden in 2010 voor de Waddenspecial van Noorderbreedte.

Velen hebben hindermacht, niemand heeft doorzettingsmacht, concludeerden Wim Meijer, Loek Hermans en Tineke Lodders in Ruimte voor de Wadden het stuk waarmee ze in 2004 de impasse over de gasboringen probeerden te doorbreken. Ook de Raad voor Openbaar Bestuur luidde de noodklok: De huidige bestuurslagen zijn niet toegerust voor duurzame bescherming van de Wadden. Het rapport Ruimte voor de wadden uit 2004 verscheen na de impasse rondom gasboringen in het Wad.De Raad voor het Openbaar bestuur publiceert in 2005 een rapport Natuurlijk gezag met daarin een kreet om nu eindelijk helderheid te scheppen omtrent het bestuur over de Wadden.

 

Bronnen Weer water

Hoofdstuk 9 en 10

 

Hoofdstuk 9

De magie van water

Over Wieringen schreef ik onder meer in het Waddenbulletin.  Ik verblijf regelmatig op het eiland dat geen eiland is, en bestudeerde in 2010 de bibliotheek in Hyppolytushoef die een goed voorziene afdeling met lokale geschiedenis heeft. Daar vond ik ook het verhaal over de Polder Waard Nieuwland. Tevens sprak ik er diverse Wieringers over.

Wie nieuwsgierig is naar Tiengemeten moet er vooral heen gaan. Natuurmonumenten geeft op deze site informatie over de veerdiensten en wat je er zoal kunt doen.  Jammer genoeg is de herberg al in het eerste jaar afgebrand – het plan is om snel een voorziening te herbouwen.

Vanuit de luie stoel biedt http://www.tiengemeten.com hulp. Daar is ook de film van Digna Sinke Weemoed & Wildernis te bestellen.

Over het ‘kierbesluit’en de Haringvliet is veel geschreven. De site van Rijkswaterstaat geeft een goed overzicht van allerhande documenten daarover.

De discussie over ‘weer water’ speelt niet alleen in Zeeland. Langs de Friese en Groningse kust zijn eeuwenlang kwelders ingepolderd – ter wille van de landbouw. Inmiddels is bekend dat die kwelders hoge natuurwaarde hebben. Het dilemma: zonder ingreep van de mens (het plan om land te winnen) zouden de kwelders niet bestaan, we willen ze nu in stand houden vanwege hun waarde voor de natuur. Lees over vijftig jaar kwelderbeheer in dit rapport.

 

De plaats waar het Oldambtmeer is gegraven lag eerder een meer. Op een kaart van Ubbo Emmius uit 1616, staat bij Finsterwolde het meer ´Fledder´ ingetekend ongeveer op de plaats waar nu het Oldambtmeer ligt. Pal onder Beerta loopt nog een arm van de Dollard. In 1635 heet het Oostwoldermeer bed. (bedijkt). Maar in 1677 op de  Dominii Groningae nec non maximae partis Drentiae novissima delineatio ligt het Eeckelsmeer op die plek. In 1725 staat het te boek als Huningameer op een kaart van François Halma. In 1838 is dat meer ingepolderd, zo is te zien op de kaarten van Groningerland. En nu is er dus weer water.

 

In Almere-Stad, waar ik begin jaren tachtig een van de eerste bewoners was, mochten de bewoners een naam kiezen voor de plas water midden in de stad. Het werd ‘Weerwater’ – een naam die op vele plaatsen waarheidsgetrouw zou kunnen zijn.

Hoofdstuk 10

Over de aanleg van nieuw moeras schreef J.W. Blok voor de Universiteit Utrecht een rapport. Daarin is ook te lezen over de grote ‘natte’ taakstelling voor Groningen. Onder de titel ‘Alweer een moeras’ zette ik in 2009 in Noorderbreedte de plannen op een rij.

 Bronnen diverse terreinen

Hoofdstuk 14,, 15, 16, 22

 

Hoofdstuk 14Smilder Oosterveld

Meer over het Smilder Oosterveld bij het Drentse Landschap enop deze kaart.

Het terrein werd plots landelijk nieuws toen in 2011 de tv-toren instortte.

Het Rapport van Rome over de Grenzen aan de groei werd beroemd. In Economie voor jou (een geweldige serie in NRCvan Flip de Kam) staat helder omschreven wat de Club van Rome was en wilde. Lees daarover ook bijvoorbeeld deze recensie. Een van de Nederlandse deelnemers Wouter van Dieren adviseert nog steeds vanuit de toenmalige zorgen over het voortbestaan van de aarde.

De belangentegenstelling tussen boeren en natuur heeft desastreuze gevolgen gekregen voor ons landschap. Dat is uitgebreider aan de orde gekomen in Op het land, over boeren en natuur, het boek dat ik in 2006 uitgaf  bij Atlas.

Lees over oerbos in Nederland bv. op de site wildernis.nl. De Stichting Kritisch Bosbeheer heeft sinds 2009 een nieuwe website over natuuraanleg en de dilemma’s die een rol spele

Hoofdstuk  15 Drentsche Aa

Harry de Vroome, die werkte bij Staatsbosbeheer, is een belangrijke founding father van het Nationaal Park de Drentsche Aa.  Ter nagedachtenis aan hem wordt de Harry de Vroome penning uitgereikt (sinds 2002).

Tegen de combinatie van waterberging en natuur werd eerst afwachtend aangekeken – vooral omdat overtollige waterstromen ook vervuilde waterstromen meenemen. Inmiddels is er wat ontspanning in die relaties gekomen – mede door de bruisschat die het water meenam.

Het brongebied van de Drentsche Aa is beschreven door het Nationaal Park de Drentsche Aa waar het Elper stroomgebied is opgenomen als Natura 2000-gebied met internationale bescherming  daar zijn ook de beheerplannen te vinden.

Op de wikinatuurbeheer, waar studenten en beheerders met elkaar in gesprek gaan, is een pagina over de ontstaansgebieden van de Drentsche Aa.

Hoofdstuk 16 Midden Groningen

De natuurontwikkeling Midden-Groningen beschrijf ik in een serie in Noorderbreedte. Telkens komt een bewoner van het gebied aan het woord die vanuit een andere invalshoek zijn of haar visie geeft op de verandering van het landschap. Zo ook kom ik aan de verhalen van Henk de Haan, de naamgever van de Haansplassen, en Mees Pestman, die met zijn boerderij nu middenin een moerasgebied ligt. Over Tetjehorn sprak ik een boer die als eerste zijn land verkocht, Thomas Fledderman, en die nu als vogelaar van het gebied geniet. Soms zijn de wegen van de natuurmakers ondoorgrondelijk: een bewoonster van het gebied, Marisca Dalof woont middenin het Dannemeer. Toen zij in 1994 de woning kocht, was al bekend dat daar natuur zou komen. Het ‘huisje van niks’ is inmiddels omgebouwd tot een paleis: de nieuwe bewoners investeerden fors. Om haar veiligheid te garanderen, moet nu ook de overheid flink investeren in een dijkje om haar woning te beschermen tegen water. In eerste instantie vindt Marisca die nieuwe natuur prima, maar in de zomer van 2011 als de dijk werkelijk wordt opgeworpen, belt ze me ontgoocheld op: het dijklichaam is hoger dan zij had verwacht en beneemt al haar zicht.

Ook over de weg langs haar huis zijn afwegingen gemaakt die niet logisch lijken. Het water en de dieren moeten onder de weg door kunnen; daarvoor zijn dure bruggen nodig. Dan vraag je je af kan die weg niet verdwijnen? Er rijdt bijna niemand over. Een enkele bewoner wil dat liever niet, andere bewoners willen dat juist wel. De gemeente Slochteren moet kiezen. Die beslist voor handhaving van de weg – en aanleg van de dure kunstwerken. De kosten van het kunstwerk worden door andere partijen gedragen dan degene die beslist. Dan komt er nog een ander financieel argument op tafel: Het blijkt goedkoper (!) te zijn om dure bruggen aan te leggen dan om de weg af te sluiten en te ontmantelen want onder de weg zitten sintels die afgevoerd moeten worden als chemisch afval.

De teksten van de serie Dannemeer vindt u op mijn site.

De voorzitter van de Landinrichtingscommissie en dijkgraaf Alfred van Hall opperde zijn idee om procedures te versnellen door toch maar eens over onteigening na te denken bij de plechtige onthulling van een bord begin 2011 was waarop stond hoe het Dannemeer zou gaan worden. De feitelijke handeling waarbij het meer vol zou stromen was toen alweer een jaar naar voren geschoven. Gerekend vanaf de eerste berichten over de aanleg van natuur in 1987 is er dus bijna een kwart eeuw voorbij en nog steeds is het gebied ‘niet klaar’. Het is treurig dat het laatste deel van dit mega project nu vermoedelijk het slachtoffer wordt van de bezuinigingen van het kabinet Rutte I. Treurig omdat in dat laatste deel juist ruimte gemaakt zou worden voor wandelaars, kanoers en andere recreanten. Het deel waar de lokale bevolking direct baat bij heeft, en dat wellicht de aanvaarding van de operatie zou vergroten, komt nu misschien niet tot stand.

De inrichtingsplannen Midden-Groningen zijn op het web gepubliceerd  net als de startnotitie Dannemeer.

Veel informatie heb ik via Staatsbosbeheer en de Dienst Landelijk Gebied gekregen. Over pyriet, het merkwaardige ‘gekkengoud’ dat de bodem in Midden-Groningen zo verpest, is meer informatie te vinden via onder meer de geologische vereniging.

Hoofdstuk 21 Wilde dieren

Edelherten en wilde zwijnen zijn in ons land tussen 1895 en de jaren twintig teruggekeerd door import van jagers. Kijk op wildtiere-live.de  naar een webcam om het edelhert te zien. Het edelhert heeft een eigen vereniging en een eigen tijdschrift in ons land. Dat is online te downloaden.

Natuurmonumenten lanceerde eind 2010 een actie om grootwild in Drenthe op de kaart te zetten.

Het faunabeheerplan van Gelderland is op internet te vinden, ondanks de omzet bevorderende werking van edelherten op de Veluwe (bewoners voerden de wilde dieren zelfs om ze naar het dorp te lokken) zit de angst bij Gedeputeerde Staten van Drenthe blijft echter overheersen. De proef met ‘wildernisnatuur’kreeg dan ook geen vervolg.

Het Faunafonds regelt schade afhandeling.

Daar is ook onderzoek naar schade door ganzen en bevers te vinden – in verband met de schadeclaims. Lees bijvoorbeeld over het bevermanagement of het rapport over schade door Canadese ganzen.

Over edelherten in het Weerterbos.

Jacht en faunabeheer  heb ik zelf ervaren door met een groep wildebeheerders aan te sluiten tijdens hun jaarlijkse wildtellingen. In het stageverslag van Anouk de Plaa staat beschreven hoe wildtellingen en dergelijke plaatsvinden.

Over ecoducten en ‘gebiedsgericht ontsnipperen’ lees bijvoorbeeld dit artikel.

De wisenten op Kraansvlak zijn goed te traceren vanwege een gps in de halsband van een van de dieren. Er worden  jongen geboren en dit alles is voor het publiek dus te volgen. Er is een website waar ook wetenschappelijk onderzoek te vinden is over het dier en zijn verhouding tot mensen en de kansen in Nederland. In De Levende Natuur verscheen een artikel over de zin en onzin van dit experiment met wisenten in Nederland.

Staatssecretaris Henk Bleker geeft begin oktober 2011 alvast iets prijs over de Nieuwe Wet Natuur in een interview met De Nederlandse jager. De jagers maken zich zorgen omdat de beslissing welke soorten bejaagd mogen worden naar de provincies verschuift. Ze vrezen onduidelijkheid en veel meer bureaucratie. Bleker wil juist lastenverlichting, maar kan hen niet overtuigen hoe dat dan bereikt wordt.

Prins Hendrik  (geboren in 1876) begon met de bebossing rondom paleis Het Loo. Hendrik werd  erevoorzitter van de Nederlandsche Heidemaatschappij.

Over herintroductie  van de otter veel gegevens in het Compendium  voor de leefomgeving  en bij de Stichting vrienden van de otter. De korenwolfwereld, incluis de bloempotten waar de dieren gefokt worden in Blijdorp, komen hier ter sprake.

De verhalen over Rottumerplaat en Geert-Jan van Dieren heb ik zelf opgetekend uit de mond van  betrokkenen.

amenwerking tussen natuurbeheerders en boeren begint bij de keuze om op grote schaal natuur te maken. Het gaat echter niet altijd soepel. Om te beginnen omdat natuurbeheerders deelsd bezig zijn met bestrijden of weghalen van vervuiling door boeren. In april 2006 verscheen een artikel in Vakblad Natuur bos en landschap over nieuwe natuur en het probleem van intensieve landbouw vlakbij natuur. De belangentegenstelling blijft opspelen. Begin 2011 pakte De Telegraaf groot uit met een artikel over ‘natuurfundamentalisten’. Het was een interivew met boerenvoorman Albert-Jan Maat. Zijn uitlatingen konden niet onweersproken blijven. In Levende Natuur bijvoorbeeld stond dit artikel.

 

 

Hoofdstuk 22 Knellende grenzen

Mia Salomons vertelde mij het verhaal over haar grond persoonlijk. Ik heb de briefwisseling en beschikkingen met de Dienst Regelingen ingezien. Voor Op het land sprak ik ook met vele boeren die stukliepen tegen de bureaucratie van de Dienst Regelingen. Een neerslag daarvan is ‘Help ze komen plantjes tellen’.

Over tijdelijke natuur beschreef ik meer voorbeelden in Noorderbreedte in ‘Feestje op braakland’.

Hoofdstuk 23 Ruiten Aa

Inrichting van de EHS in Westerwolde (Ruiten Aa) is omlijst met een website waarop de plannen, inspraakavonden en dergelijke aandacht krijgen

Bronnen boerennatuur

Hoofdstuk 16, 20

 

 

Hoofdstuk 16 Midden Groningen

 

Samenwerking tussen natuurbeheerders en boeren begint bij de keuze om op grote schaal natuur te maken. Het gaat echter niet altijd soepel. Om te beginnen omdat natuurbeheerders deelsd bezig zijn met bestrijden of weghalen van vervuiling door boeren. In april 2006 verscheen een artikel in Vakblad Natuur bos en landschap over nieuwe natuur en het probleem van intensieve landbouw vlakbij natuur. De belangentegenstelling blijft opspelen. Begin 2011 pakte De Telegraaf groot uit met een artikel over ‘natuurfundamentalisten’. Het was een interivew met boerenvoorman Albert-Jan Maat. Zijn uitlatingen konden niet onweersproken blijven. In Levende Natuur bijvoorbeeld stond dit artikel.

 

Bij Rijn in beeld verscheen in 2011 een inventarisatie waaruit het grote succes van de nieuwe natuur bij Gelderse Poort bleek. Maar over de combinatie met landbouw zijn de onderzoekers niet positief:

Kosteneffectief natuurbeheer

De onderzoekers pleiten ervoor de EHS verder uit te bouwen en daarin samenwerking te blijven zoeken met de delfstofwinning, hoogwaterbestrijding (rivierbeheer), stadsontwikkeling en recreatie en toerisme. Het koppelen van deze functies met het natuurbeleid leidt tot succesvolle, maar ook betaalbare resultaten.Tegelijkertijd blijkt een koppeling met de landbouw helaas moeilijker. Zelfs landbouwgrondenwaar met relatief hoge subsidies (agrarische beheerovereenkomsten) een extensiever beheer wordt gevoerd, laten in het rivierengebied nauwelijks een wezenlijke verbetering van de natuur zien. “Een iets extensiever agrarisch beheer is eenvoudigweg nog steeds te intensief om planten en dieren voldoende mogelijkheden te bieden,” aldus de onderzoekers. Juist het scheiden van

productielandbouw en natuur is langs de grote rivieren de belangrijkste motor achter het natuurherstel geweest. De onderzoekers pleiten er voor om het natuurgeld effectief te besteden, en in te zetten op de succesformules van de laatste 20 jaar.

 

Hoofdstuk 20 Sudwesthoeke

De gruttokring in zuidwest Friesland en de agrarische natuurvereniging in die hoek hebben eigen websites. Daar is ook over ganzenbeheer te lezen.Om het ganzenprobleem in te dammen is echt van alles geprobeerd. Kansrijk was een proef met ganzen verjagen met border collies. Lastig is echter dat ook de beschermde kleine rietgans dan het hazenpad kiest, terwijl we die juist willen koesteren! Lees ook de special van De Levende natuur van januari 2010 over ganzen.

Het akkoord over de jacht tussen natuurorganisaties en jagers was net droog en de nieuwe natuurwet van Bleker lekte uit. De jagers kwamen er trouwens toch alweer op terug …

CLM kwam met de brochure Ganzenbord ; de oplossing is om ons dit wild te laten smaken.

Over weidevogelbescherming is veel geruzied. De brochure Samen werken aan weidevogelbeheer  steekt in op de succesfactoren. Een grutto-hulpplan leidde tot een websitemet daarop allerhandel initiatieven en resultaten.

In een studie over de omslag van aankoop naar beheer komt naar voren dat particulier natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer weinig succesvol zijn. De enige uitzondering is het weidevogelbeheer: daarvoor heb je boeren nodig.

 

Het aantal afhakers onder de boeren die agrarische natuurbeheer meedoen is aanzienlijk

Uit Natuurbalans 2009 p 165 en verder:

Met agrarisch natuurbeheer kunnen, in theorie, de natuurdoeltypen van de bloemrijke

graslanden worden gerealiseerd (Van der Zee et al., 2004). Voorwaarde is wel

dat dit beheer langjarig gecontinueerd wordt. Alle investeringen gaan verloren, als

het natuurbeheer stopt. Uit de vervolgaanvragen in 2006, 2007 en 2008 die volgden

op de eerste beheerperiode van zes jaar, blijkt echter dat op 47% van het oppervlak

het agrarisch natuurbeheer niet wordt gecontinueerd (zie Agrarisch natuurbeheer,

Figuur 7.6). Aan de andere kant worden ook weer nieuwe pakketten aangevraagd

op voorheen niet beheerde landbouwgronden. Het aandeel botanisch beheer is nu

ongeveer even groot als het aandeel weidevogelpakketten.

 

 

 

Helming, J.F.M., Schrijver, R.A.M., (2008), Economische effecten van inzet van landbouwsubsidies voor

milieu, natuur en landschap in Nederland, Wageningen.

 Bronnen particuliere natuur

 

 

 

Over de beleidsomslag van aankoop naar beheer verscheen onder meer in 2005 een rapport.

Natuurmonumenten ervaart dat deze omslag een vertraging van de EHS-realisatie oplevert. LNV liet het MNP (Milieu Natuur Planbureau) een evaluatie uitvoeren naar dit beleid. Het MNP-onderzoek wijst uit dat de deelnamebereidheid
van particulieren te laag is om aan de verhoogde taakstelling te voldoen. Ook de WUR onderzoekt de natuuraanleg door particulieren – en vooral wat grondeigenaren tegenhoudt.

 

 

 

Bronnen divers

Hoofdstuk 17

 

Hoofdstuk 17 Thomas van Slobbe

Thomas van Slobbe is directeur van de stichting wAarde de genoemde projecten zijn op het web te vinden: het AvatarbosPlant je voort dat een voortzetting is van Bomen voor koeien, Naturally Cool  en Biodiversiteit geeft je leven kleur  ook de genoemde boeken zijn via deze site te koop.

Bronnen burgers

 

Hoofdstuk 23 Nieuwe natuur vergt overtuigende verhalen

De boze woudreuzen verwijst naar de Stichting de Woudreus  is tegen ingrepen in het Drent Friese Woud. Ze is boos over de afwijzing van exoten, boos over de referentieperiode die voor het wou is gekozen, boos over de manier van opereren. Via allerlei rechtszaken vecht deze stichting de inrepen aan.

Inrichting van de EHS in Westerwolde (Ruiten Aa) is omlijst met een website waarop de plannen, inspraakavonden en dergelijke aandacht krijgen.

Bij de Strubben –Kniphorstbos, bij Anloo, kwam er eerst een cultuurhnistorische inventarisatie   daarna werden betrokkenen geraadpleegd voor de uitvoering ter hand genomen werd. In ‘Blijf van mijn bos af’ analyseert Hans Elerie het verzet van de bewoners. Het onderscheid tussen paarden- en hondenliefhebbers wordt haarfijn uit de doeken gedaan. Dan zijn er nog de esotherisch georienteerde bosliefhebbers die hun eigen theorie hebben over het ontstaan van strubben en hoe die áls voelhoorns’de omgeving bepalen en de kunst minnaars – uit een bepaalde richting dan.

 

Van Elands, B.H.M., Turnhout, E., (2007), verscheen Burgers, beleid en natuur, tussen draagvlak en betrokkenheid,

Wageningen.

Bronnen Spontane natuur

Hoofdstuk 6, 18, 19

 

Hoofdstuk 6

Plan Ooievaar was de inzending voor de eerste EO Wijersprijs die in 1986 werd uitgereikt. Het stond voor een totaal andere manier van denken over natuur in Nederland omdat het de confrontatiesfeer wist te doorbreken. In een dichtbevolkt land moet je functies combineren waar mogelijk, maar uit elkaar halen waar ze elkaar tegenwerken, dat was de kerngedachte van het plan. Via die route  bleek het mogelijk om gebruik door de baksteenindustrie te combineren met natuuraanleg en recreatie door de factor tijd te benutten: eerst exploiteren, daarna de andere functies ruimte bieden. Alleen de landbouw paste niet in dat plaatje. Daarvoor moest elders ruimte gezocht worden. Het plan zelf (Plan Ooievaar, de toekomst van het rivierengebied,       verscheen bij de Gelderse Milieufederatie en is geschreven door Bruin, Dick de, Dick Hamhuis, Lodewijk van Nieuwenhuijze, Willem Overmars, Dirk Sijmons en Frans Vera. Drie van hen (Lodewijk van Nieuwenhuijze, Dirk Sijmons en Dick Hamhuis) zullen in 1990 H+N+S Landschapsarchitecten oprichten.

Willem Overmars vertrekt bij Staatsbosbeheer omdat hij meer ruim te nodig heeft om zijn ideeën uit te werken en begint bureau Stroming. Daar kan zijn aandacht uitgaan naar delfstoffenwinningin combinatie met natuurontwikkeling en recreatie. De Stichting Ark, die ‘meedrijft’ op de Stroming van het bureau richt zich op de relatie tussen mensen en oernatuur. Ark richt zich bijvoorbeeld op de rol van grote grazers in een natuurgebied en hoe het publiek daarop voor te bereiden. Inmiddels is het accent verschoven naar grote wilde dieren als het edelhert en de wolf.

Het juryrapport van de Eo Wijersprijs is als pdf te downloaden op

Het idee wordt verder uitgewerkt in het WNF plan

Levende Rivieren (1992).  Plan Ooievaar en Levende Rivieren zijn de aanleiding geweest voor het concrete uitvoeringsproject De Gelderse Poort.

De combinatie van functies blijkt een geweldige vondst. Praktijkervaringen met meervoudig ruimtegebruik binnen watergerelateerde projecten door Hasse Goosen, Ralph Lasage, Matthijs Hisschemöller, Nicolien van der Grijp evalueert in 2002 de effecten van de combinaties.

Bij Rijn in beeld verscheen in 2011 een inventarisatie waaruit het grote succes van de Gelderse Poort bleek.

Het aantal zeldzame soorten planten en dieren langs de Nederlandse rivieren is de afgelopen 20 jaar explosief gestegen. Uit een grootschalig recent onderzoek in het kader van het project ‘Rijn in Beeld’ blijkt dat de natuur van het Nederlandse rivierengebied een

ongekende vooruitgang heeft doorgemaakt. Dankzij de Ecologische Hoofdstructuur. Rivierecologen Bart Peters en Gijs Kurstjens hebben voor 15 landelijke organisaties riviergebieden langs Waal, Rijn en IJssel geïnventariseerd. De onderzoekers kennen de situatie van de riviernatuur van eind jaren ’80 nog goed en konden mede hierdoor een zeer compleet beeld van de veranderingen

reconstrueren. Inmiddels heeft ‘Rijn in Beeld’ bijna het hele rivierengebied geëvalueerd.

Zeldzame soorten

Niet alleen aansprekende soorten als Bever, Lepelaar, Zwarte wouw en Otter doen het goed, maar ook honderden bedreigde stroomdalplanten (Wilde marjolein, Kleine ruit, Cipreswolfsmelk), veel kleine zangvogels (Roodborsttapuit, Sprinkhaanzanger), dagvlinders (Bruin blauwtje, Koninginnepage), libellen (Rivierrombout, Vroege glazenmaker) en veel vissoorten (Rivierprik,

Barbeel, Winde) floreren.De veranderingen zijn zo groot dat het Nederlandse rivierengebied op Europese schaal weer tot de

meest bijzondere natuurgebieden kan worden gerekend. Veel in Nederland voorheen uitgestorven soorten zijn inmiddels weer helemaal terug.

Aankoop landbouwgronden in uiterwaarden

De belangrijkste oorzaak van de sterke vooruitgang is volgens Peters en Kurstjens de omzetting van landbouwgronden in natuurgebieden. In veel gevallen kon dat door de aankoop van gronden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), maar zeker ook door nieuwe combinaties met delfstofwinprojecten, hoogwaterprojecten en zelfs stadsontwikkeling. Hierdoor zijn langs de grote rivieren veel nieuwe natuurgebieden ontstaan. In deze gebieden heeft de natuur zich betrekkelijk

spontaan kunnen herstellen, met bloemrijke graslanden, soortenrijke overstromingsruigtes en

ooibossen als resultaat. Ook kregen door de aankoop van gronden allerlei dynamische processen, die allesbepalend zijn voor de

terugkeer van planten en dieren, de kans zich weer ongestoord voor te doen. Hierbij moet gedacht worden aan de effecten van overstromingen, het optreden grootschalige zand- en grindafzettingen oprivieroevers en de vernatting van terreinen met helder grondwater. De ideeën zoals in de jaren ’80 ontwikkeld in het beroemde ‘Plan Ooievaar’ blijken in de praktijk nog beter uit te werken dan destijds gedacht.

Kosteneffectief natuurbeheer

De onderzoekers pleiten ervoor de EHS verder uit te bouwen en daarin samenwerking te blijven zoeken met de delfstofwinning, hoogwaterbestrijding (rivierbeheer), stadsontwikkeling en recreatie en toerisme. Het koppelen van deze functies met het natuurbeleid leidt tot succesvolle, maar ook betaalbare resultaten.Tegelijkertijd blijkt een koppeling met de landbouw helaas moeilijker. Zelfs landbouwgrondenwaar met relatief hoge subsidies (agrarische beheerovereenkomsten) een extensiever beheer wordt gevoerd, laten in het rivierengebied nauwelijks een wezenlijke verbetering van de natuur zien. “Een iets extensiever agrarisch beheer is eenvoudigweg nog steeds te intensief om planten en dieren voldoende mogelijkheden te bieden,” aldus de onderzoekers. Juist het scheiden van

productielandbouw en natuur is langs de grote rivieren de belangrijkste motor achter het natuurherstel geweest. De onderzoekers pleiten er voor om het natuurgeld effectief te besteden, en in te zetten op de succesformules van de laatste 20 jaar.

 

Frans Vera’s boek over De Oostvaardersplassen. Van spontane natuuruitbarsting tot gerichte natuurontwikkeling verscheen in druk in 1988.

In 1986 zijn de Oostvaardersplassen aangewezen als natuurmonument – bijna twintig jaar na de drooglegging – en in 1996 krijgt Staatsbosbeheer het beheer over het gebied (dat was eerst bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) die de Flevopolders ontwikkelde. Frans Vera werkt dan nog  – in tegenstelling tot Overmars – bij Staatsbosbeheer waar hij zich met natuurontwikkeling bezighoudt. De discussie over het beheer van de Oostvaardersplassen – en de rol van grote grazers, blijft veel maatschappelijke discussie oproepen.

Pagina over grazers oostvaardersplassen.

Kamervragen over de hongerdood van stiere. Grote grazers en publiek onderzoek door Ark voor provincie Flevoland. De Oostvaardersplassen zijn aangewezen als Europees natuurgebied (Natura 2000). In dat stuk vindt u een opsomming van de bijzondere soorten en een algemene beschrijving:

De Oostvaardersplassen zijn ontstaan in het voorheen diepste en natste deel van de Zuidelijk Flevoland en werden behouden toen de zich ontwikkelende natuurwaarden aanleiding waren om de bestemming van industriegebied te wijzigen in natuurgebied. De omliggende delen van de polder klonken vervolgens in en om het gebied nat te kunnen houden werd ruim de helft van het gebied in 1976 omgeven door een kade, waardoor hier afzonderlijk peilbeheer mogelijk is. Na wisselingen van waterstanden en verdeling in een westelijk en een oostelijk deel kan het water tegenwoordig bij een hoge waterstand weer vrijelijk stromen en functioneert het bekade deel van het moeras als één geheel. Het waterpeil wordt bepaald door natuurlijke variaties in neerslag en verdamping. In de tweede helft van de jaren negentig is het oostelijke deel van het buitenkaadse gebied vernat en zijn zowel in het westen als in het oosten, aansluitend op het binnenkaadse gebied, uitgebreide complexen van poelen aangelegd.

Over het ontstaan van het gebied en de natuurwaarden is in de gebieden database van het ministerie van ELI een aardig artikel te vinden.

Feiten en cijfers over de Oostvaardersplassen bij Staatsbosbeheer, sinds 1996 de beheerder van het gebied. En over het gebied schrijven ze in dit artikel.

Ook al is het gebied groot (5600 hectare) er zijn toch bedreigingen, zo blijkt uit een inventarisatie van de vogelrijkdom door R. Bijlsma.

De provincie schrijft een folder over Oostvaarderswold, de uitbreiding van de Oostvaardersplassen waarmee dit gebied wordt aangesloten op de Veluwe. Triple E rekent uit wat de kosten en baten zijn van Oostvaarderswold.

Hoofdstuk 18 Heidehof

Het debat – en de globale lokaties – van de nieuwe wildernis zijn hier te lezen op de website. Heidehof heeft een eigen website  waaraan ook Matthijs Schouten heeft bijgedragen.

Hoofdstuk 19 Grensmaas

Ook Willem Overmars heeft een site over wildernis, ook zijn Groeneveldlezing uit 2005 is te raadplegen. Over de Grensmaas zijn bij Stroming de opzet en bedoeling helder uiteengezet, ook is er de website de niueweGrensmaas met daarop ook alle locaties.

Willem Overmars is ook actief in historische tuinen.

Over de Allier, die lijkt op onze ‘natuurlijke’ Grensmaas, is op de site van Willem Overmars mooi kaartmateriaal te vinden.

 

 

Bronnen Staatsbosbeheer

Hoofdstuk 11

Hoofdstuk 11

 

Staatsbosbeheer en zijn historie

Boompje groot, plantertje dood’, al in 1848 vond Thorbecke dat particulieren het best grond kunnen ontginnen en bos poten. Maar dat lukte niet, de planters legden het loodje. Zo kwam het tot de oprichting van Staatsbosbeheer. Lees de amusante handelingen uit de Tweede Kamer in 1996 naar aanleiding van de verzelfstandiging van SBB.In de bundel Erfgoed schreef Willemien Roenhorst een artikel over Monumenten van natuur en schoonheid waarin beschreven wordt hoe de bescherming van natuurmonumenten tot een taak van Staatsbosbeheer wordt.

Hier vindt u een korte historie over Staatsbosbeheer. In 1997 tekent minister Van Aartsen de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer. Er is dan jarenlang gedebatteerd over die stap. Al in 1982 besloot het toenmalige Kabinet om voor een aantal overheidsactiviteiten,waaronder het bosbeheer, de mogelijkheden tot privatisering te laten onderzoeken. Uiteindelijk lukt het dus in 1997.

Vijf jaar later wordt onderzocht of het een goede stap was: De commissie vindt niet duidelijk waarom de overheidsgronden door een overheidsorganisatie beheerd moeten worden. Het is niet goed mogelijk na te gaan of Staatsbosbeheer duurder of goedkoper werkt dan particuliere organisaties omdat de systematiek van afrekenen zo verschillend is.De visitatie Staatsbosbeheer in 2006 vermeld eufemistisch dat er niet alleen goede feeën gestaan hebben aan de wieg van de verzelfstandiging. Ook wordt duidelijk dat ‘Ten aanzien van het ontwikkelpad van de organisatie is eveneens van belang dat de

verzelfstandigingfilosofie van de principaal niet samenhangend is geweest’. Dat wordt nader uitgesplitst naar het ministerie zelf:

Het is het Visitatiecollege opgevallen dat aan de top van de departementale organisatie een grote loyaliteit bestaat ten opzichte van Staatsbosbeheer. De uitlatingen zijn in orde.Lager in de organisatie lijken er krachten werkzaam die Staatsbosbeheer minder

goedgezind zijn. Deze krachten luisteren dus niet naar de top, of staan los van de top. Staatsbosbeheer heeft hier ontegenzeggelijk last van. Het verdient derhalve aanbeveling dat de principaal “in huis” hier nog eens aandacht aan besteedt.

De grondtransacties zijn bijvoorbeeld kwetsbaar omdat Staatsbosbeheer wel juridisch eigenaar is, maar geen economisch eigenaar

 

Ook laat de reactie van SBB op de visitatie zien dat de imago-problemen grotendeels te maken hebben met de aansturing door het rijk: U constateert een discrepantie tussen de systeemwereld van Staatsbosbeheer en de

leefwereld van gebruiker en lokaal bestuur, evenals van de obstakels die deze opwerpt bij het publiek verantwoorden.

“De systeemwereld van Staatsbosbeheer” is bedoeld om de opdracht van de minister,

realisatie van het natuur-, recreatie- en landschapsbeleid, te kunnen waarmaken. Door het

systeem kan over de beleidsopdracht worden gecommuniceerd en verantwoording worden

afgelegd. Het systeem van natuurdoeltypen is niet ontworpen, laat staan geschikt, voor

publieksdoeleinden. Daarvoor laat Staatsbosbeheer bij voorkeur resultaten zien via bv

media, excursies. Het voornemen is wel om in 2006 het systeem transparanter te maken

zodat communicatie op alle niveaus gemakkelijker wordt.

Vanaf 1990 krijgt Staatsbosbeheer er een nieuwe taak bij: de aanleg van nieuwe natuur. In de Kamerstukken over de verzelfstandiging staat hoe de overheid deze hectares ging verdelen: de helft is voor Staatsbosbeheer, de andere helft moest gelijkelijk verdeeld worden tussen Natuurmonumenten en de provinciale Landschappen. Er kwam een invloedssferenkaart met de toekomstige eigenaren, elk met een eigen kleurtje. Het denken over grote nieuwe natuur bij Staatsbosbeheer kreeg daarmee de wind in de rug.

Nieuwe natuur wordt verdeeld conform een kaart waarop staat welke partij de eerst gegadigde is. Op deze kaarten, gemaakt in opdracht van het rijk, staan grenzen en begrenzing en

invloedssferen van Staatsbosbeheer en particuliere

natuurterreinbeherende instanties (o.a. Natuurmonumenten en Provinciale Landschappen).

Voor het verwervingsbeleid geeft de kaart de verdeling in gebieden waarbinnen een

terreinbeheerder als eerste en meest logische partij wordt beschouwd, dit om onenigheid en

‘opbieden’ te voorkomen. De invloedssferenkaart is het resultaat van het overleg op

provinciaal niveau tussen belanghebbende partijen, zoals Provincies, DLG, LNV en de

natuurterreinbeherende instanties.

 

Met de invoering van de Natuurschoonwet (1928) werd natuurbescherming officieel een taak van

Staatsbosbeheer. Hierdoor werd het aankopen van natuurgebieden, landgoederen en terreinen die

vanuit natuurhistorisch of biologisch oogpunt interessant waren voor Staatsbosbeheer ook belangrijk.

Koninklijk Besluit van 16 februari 1929, via Buis, J., Verkaik, J.P., (1999), p. 63. Zie ook paragraaf 2.6.

Na de Tweede Wereldoorlog voltrok zich een tweede periode waarin landgoederen in grote

aantallen werden verkocht aan terreinbeherende organisaties. Behalve Natuurmonumenten kregen

ook Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen landgoederen in bezit. Deze partijen hadden

allen als officiële taak de bescherming van natuur toegewezen gekregen, waardoor landgoederen

eigendommen konden worden.244 In het aankoopbeleid werden deze organisaties gesteund door een

subsidiebeleid van de overheid, waarmee de aankopen voor de helft gesubsidieerd werden.

 

Tevens deze noten bij Hoofdstuk 11

Over het merkwaardige fenomeen dat onze meest bijzondere en bedreigde natuur bestuurd wordt door een onduidelijk veelkoppig monster, ondervroeg ik Margreeth de Boer, ex-minister en voorzitter van de Raad voor de Wadden in 2010 voor de Waddenspecial van Noorderbreedte.

Velen hebben hindermacht, niemand heeft doorzettingsmacht, concludeerden Wim Meijer, Loek Hermans en Tineke Lodders in Ruimte voor de Wadden het stuk waarmee ze in 2004 de impasse over de gasboringen probeerden te doorbreken. Ook de Raad voor Openbaar Bestuur luidde de noodklok: De huidige bestuurslagen zijn niet toegerust voor duurzame bescherming van de Wadden. Het rapport Ruimte voor de wadden uit 2004 verscheen na de impasse rondom gasboringen in het Wad.De Raad voor het Openbaar bestuur publiceert in 2005 een rapport Natuurlijk gezag met daarin een kreet om nu eindelijk helderheid te scheppen omtrent het bestuur over de Wadden.

 Bronnen EHS en dieren

Hoofdstuk 3, 12, 2, 26

 

Hoofdstuk 3 EHS

Natuurmakers: ‘Een van de bedenkers, de VVD-minister Pieter Winsemius (minister van VROM in Lubbers I en Balkenende III) verwoordde de ambitie zo: een haas uit Roodeschool moet zo naar Sas van Gent kunnen lopen. En als daartussen een weg ligt waar hij niet omheen kan, laten we dan zorgen dat hij die weg veilig kan kruisen. Het groene stelsel geeft wilde dieren en planten de mogelijkheid om te migreren van het ene naar het andere leefgebied en zorgt zo voor vers bloed, wat de kans op voortbestaan van de soort vergroot.’ (Dit citaat gebruikte Cees Veerman in het interview dat ik met hem had in mei 2011).In deze dissertatie staat  hoe de Relatienota ontstond (het Natuurbeleidsplan) en de EHS tot stand kwamen.

De ambitie van het rijk wasdestijds om de EHS een omvang te geven van 728 duizend hectare. Dit heb ik vertaald naar ‘bijna eenvijfde van de grond in ons land moet in 2018 ‘groen’zijn. Nederland behelst vier miljoen hectare, waarvan 1 mio water. Landbouw heeft 2,2 miljoen hectare in gebruik. Ondanks de ambitie om naar bijna twintig procent ‘groene ruimte’ te gaan, zitten we in 2011 op 12% bos en natuur.

Ik baseer me op cijfers van het CBS over bodemgebruik.

Op de aankopen in het kader van de EHS is regelmatig iets afgedongen. In 2002 bijvoorbeeld bezuinigt minister Cees Veerman van Balkenende I. Over die bezuinigingen ontstaat heftige verontwaardiging onder meer in Wageningen aan de Universiteit. Als Balkenende I valt, klinkt een zucht van opluchting. Balkenende II pakt de aankoop van gebieden weer op maar handhaaft de omslag naar particulier beheer.

Sinds juni 2005 staat dat geboekstaafd in het Beleidskader ‘Omslag van minder verwerving naar meer beheer’. De bijlage is onder meer te vinden in Bijlage 2 van het Achtergronddocument bij ‘Evaluatie omslag natuurbeleid

De verkenning van de kansrijkheid van deze omslag volgt in september 2005 door het Milieu- en Natuur Planbureau.

 

Tachtig procent van bijzondere natuur in Nederland is in slechte staat. Nederland is niet het braafste jongetje van de klas, zie daarvoor de bijlage brief Bleker 14 sept 2011.

Biodiversiteit: Lees bijvoorbeeld dit artikel of verder op het Compendium voor de leefomgeving. Daar staat: Biodiversiteit wordt vaak opgevat als het totale aantal planten- en diersoorten van een gebied. In Nederland zijn er ruim 24.000 diersoorten en ruim 10.000 plantensoorten, dit is ongeveer 2% van het totale aantal soorten dat op de wereld bekend is. Het aantal soorten is zeer ongelijkmatig over de onderscheiden planten- en diergroepen verdeeld. De grootste groep is die van de insecten. De soortgroepen vogels en zoogdieren bevatten een veel geringer aantal soorten.
Voor veel soorten heeft Nederland een grote internationale betekenis. Dat geldt bij uitstek voor de doortrekkende en overwinterende watervogels. Er zijn in Nederland ook veel gebieden waar bijzondere plantensoorten voorkomen
.

Hoe erg de soorten bedreigd worden is daar ook te lezen: Bedreigde soorten in Nederland

Voor een groot aantal planten- en diergroepen zijn in Nederland Rode Lijsten van bedreigde soorten opgesteld. Daaruit komt naar voren dat bij alle soortgroepen meer dan éénderde van alle soorten van de soortgroep bedreigd is (zie het eerste tabblad van de figuren). Bij reptielen, paddenstoelen en dagvlinders staan zelfs circa tweederde van de soorten op de Rode Lijst. Bij dagvlinders, steenvliegen, zoetwatervissen en korstmossen zijn relatief veel soorten geheel uit Nederland verdwenen.

Het verschil tussen genetische diversiteit en biodiversiteit wordt helder omschreven in de visietekst: Biodiversiteit: basisproduct  of luxe goed?

Recent is het bewijs voor de noodzaak van behoud van biodiversiteit nog onderstreept door  Jasper van Ruijven van de WUR.

 

De baten van investeringen in landschap en natuur liggen 17,8 miljard euro hoger dan de kosten, lees ‘Investeren in het Nederlandse landschap. Opbrengst: geluk en euro’s’ van LNV.

 

Uit Ton Bade In het boek ‘Het groene geld onder de Gooise matras’ wordt de toegevoegde waarde van het groen op de woningen in het Gooi geschat op 1,1 miljard euro op jaarbasis. Dat is heel bijzonder, want als we kijken naar het aantal mensen per hectare in het Gooi, dan blijkt dit cijfer op 18 te liggen. Dit is aanmerkelijk hoger dan het gemiddeld aantal inwoners van Nederland per hectare (5). Maar ook hoger dan het gemiddelde van de Randstadprovincies (9,5 per hectare). Het Gooi heeft dus in feite een soort groen illusielandschap, waarin het door de ruimtelijke inrichting lijkt alsof de drukte van de stad

altijd ver weg is. Wie in de natuur van het Gooi verkeert, kan dichtbij huis toch het avontuur van de natuur beleven. Dat is één van de belangrijkste kwaliteiten van het Gooi. Het is juist door deze grote bevolkingsdichtheid, gekoppeld aan de aanwezigheid

van een uitgebreide, openbare en goed toegankelijke groene infrastructuur (dit integenstelling tot de niet toegankelijke veenweidegebieden van Het Groene Hart) dat het groen in het Gooi enorme baten genereert, vooral op het gebied van wonen

 

Na de ingreep van het kabinet-Rutte breekt het debat los over natuur in Nederland. Is de Ecologische Hoofdstructuur nog wel de juiste weg? Staatssecretaris Bleker vangt de bestaande onvrede goed op, maar zijn analyse en oplossingen deugen niet aldus Johan van de Gronde van het Wereld Natuur Fonds. Van de Gronde vindt dat ons land blijft puzzelen met een mozaïek aan natuurgebiedjes. Hij is van de grote lijnen. In Trouw van 12 februari 2011 doet hij uit de doeken wat hij zou willen.De achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland is getemperd, maar er is nog lang geen sprake van een duurzaam leefgebied voor alle soorten die we in 1982 op ons deel van de planeet hadden overgelaten. Op de Europese ranglijst van natuurbeschermers bungelt Nederland treurig onder

Hoofdstuk 12

De aanleg van nieuwe natuur – met behulp van overheidsgeld – moet passen binnen het masterplan van het rijk. Daartoe zijn kaarten gemaakt met natuurdoeltypen en invloed waarin de keuzes en contouren staan. Er zijn globaal gesproken 27 natuurdoelen en 132 natuurdoeltypen die op specifieke plaatsen gerealiseerd moeten worden.  Het Natuurplanbureau inventariseerde in 2002 welke bestanden er gebruikt worden bij het uitvoeren van de natuurwetgeving – en dat zijn er heel wat.

De baten van de ehs zijn onderzocht door de WU, een rapport uit juni 2010.

 

Hoofdstuk 21 Wilde dieren

Edelherten en wilde zwijnen zijn in ons land tussen 1895 en de jaren twintig teruggekeerd door import van jagers. Kijk op wildtiere-live.de  naar een webcam om het edelhert te zien. Het edelhert heeft een eigen vereniging en een eigen tijdschrift in ons land. Dat is online te downloaden.

Natuurmonumenten lanceerde eind 2010 een actie om grootwild in Drenthe op de kaart te zetten.

Het faunabeheerplan van Gelderland is op internet te vinden, ondanks de omzet bevorderende werking van edelherten op de Veluwe (bewoners voerden de wilde dieren zelfs om ze naar het dorp te lokken) zit de angst bij Gedeputeerde Staten van Drenthe blijft echter overheersen. De proef met ‘wildernisnatuur’kreeg dan ook geen vervolg.

Het Faunafonds regelt schade afhandeling.

Daar is ook onderzoek naar schade door ganzen en bevers te vinden – in verband met de schadeclaims. Lees bijvoorbeeld over het bevermanagement of het rapport over schade door Canadese ganzen.

Over edelherten in het Weerterbos.

Jacht en faunabeheer  heb ik zelf ervaren door met een groep wildebeheerders aan te sluiten tijdens hun jaarlijkse wildtellingen. In het stageverslag van Anouk de Plaa staat beschreven hoe wildtellingen en dergelijke plaatsvinden.

Over ecoducten en ‘gebiedsgericht ontsnipperen’ lees bijvoorbeeld dit artikel.

De wisenten op Kraansvlak zijn goed te traceren vanwege een gps in de halsband van een van de dieren. Er worden  jongen geboren en dit alles is voor het publiek dus te volgen. Er is een website waar ook wetenschappelijk onderzoek te vinden is over het dier en zijn verhouding tot mensen en de kansen in Nederland. In De Levende Natuur verscheen een artikel over de zin en onzin van dit experiment met wisenten in Nederland.

Staatssecretaris Henk Bleker geeft begin oktober 2011 alvast iets prijs over de Nieuwe Wet Natuur in een interview met De Nederlandse jager. De jagers maken zich zorgen omdat de beslissing welke soorten bejaagd mogen worden naar de provincies verschuift. Ze vrezen onduidelijkheid en veel meer bureaucratie. Bleker wil juist lastenverlichting, maar kan hen niet overtuigen hoe dat dan bereikt wordt.

Prins Hendrik  (geboren in 1876) begon met de bebossing rondom paleis Het Loo. Hendrik werd  erevoorzitter van de Nederlandsche Heidemaatschappij.

Over herintroductie  van de otter veel gegevens in het Compendium  voor de leefomgeving  en bij de Stichting vrienden van de otter. De korenwolfwereld, incluis de bloempotten waar de dieren gefokt worden in Blijdorp, komen hier ter sprake.

De verhalen over Rottumerplaat en Geert-Jan van Dieren heb ik zelf opgetekend uit de mond van  betrokkenen.

 

Victor Westhoff introduceerde voor deze landschappen de term halfnatuur, waarmee

(gedeeltelijke) mensafhankelijke landschappen gelijkwaardiger werden aan mensonafhankelijke

landschappen.