Francesco Veenstra, de Rijksbouwmeester, maant tot rust. De politieke reflex om de versterkingsoperatie in Groningen te versnellen, noemt hij ronduit onverstandig. Het leidt tot een kortzichtige verbouwing van het aardbevingsgebied waar Groningers generaties lang last van zullen houden.
Lees deze 13e fakkel op de website van Noorderbreedte met prachtig beeld van Marieke Kijk in de Vegte
De versterkingsoperatie in Groningen is zo groot, die kun je vergelijken met de naoorlogse wederopbouw, benadrukt de nieuwe Rijksbouwmeester. Het gaat om veel meer dan individuele huizen herbouwen. Je moet ook de cultuur van een plek en de mensen die er wonen recht doen, betoogt hij tijdens een werkbezoek in Woltersum. Nieuwe huizen bouw je voor 50 of 100 jaar. Dat zijn 5, 6 of zelfs 7 generaties bewoners. Veenstra is als Rijksbouwmeester voorzitter van het College van Rijksadviseurs waarin Jannemarie de Jonge en Wouter Veldhuis verantwoordelijk zijn voor de fysieke leefomgeving en ruimtelijke kwaliteit. Hij is afgelopen jaar verschillende keren naar het aardbevingsgebied gekomen om zich te verdiepen in de versterkingsoperatie. In Woltersum is hij vandaag om te luisteren en te kijken.
Veenstra heeft deze bezoeken nodig om in Den Haag meer overtuigingskracht te ontwikkelen, vertelt hij. Want hij praat zich de blaren op de tong om als bouwmeester de beleidsmakers tot een realistischer aanpak te bewegen. ‘In Den Haag gaat het vooral over “het proces” van versterken terwijl het zou moeten gaan over wat mensen en gemeenschappen nodig hebben nu en in de toekomst.’ Noem het de ziekte van deze tijd dat Den Haag de focus legt op ‘het proces’ en de ambitie om dat ‘beheersbaar’ te maken.
‘Geschiedenis maakt een plek tot wat hij is. Net als de aarde een opeenstapeling is van allemaal lagen, is een samenleving dat ook. Hier in Woltersum leef je in een heel ander gemeenschap dan in de binnenstad van Groningen of een klein buurtschap in Limburg. Je moet bij zo’n ingrijpende verbouwing recht doen aan de cultuur van een plek.’ Je bouwt op een plaats met een verleden en tegelijkertijd vorm je mede de toekomst. Onze bestuurders realiseren zich die lange tijdshorizon veel te weinig. Veenstra benadrukt het belang om in de enorme bouwopgave van Groningen verleden en toekomst aan elkaar te koppelen.
VERKEERDE AANNAMES
Voor bewoners die al jaren in onzekerheid zitten en wachten op duidelijkheid over hun huis, klinkt de wens om de versterking beter in te bedden als de zoveelste vertraging. Daar lijkt een groot dilemma te liggen. Volgens Veenstra berust dat beeld op een verkeerde aanname. ‘Met een verdiepingsslag naar de langere termijn kun je de versterking juist versnellen. Het klinkt misschien tegengesteld, maar ik geloof daar oprecht in. Als je verder vooruit kijkt, kun je namelijk sneller en betere keuzes maken. Zo is het niet meer voorstelbaar dat we over 100 jaar nog brandstoffen uit de grond zullen halen. Iedereen die vooruit kijkt, is het eens over die fossielarme toekomst. Als dit huis wordt aangepakt moet het er voor 50 tot 100 jaar staan. Dus bouw je dan circulair en ingebed in de natuurlijke omgeving.’ De 22e eeuw begint nu, luidt dan ook de werktitel van Veenstra’s periode als rijksbouwmeester.
‘Met een verdiepingsslag naar de langere termijn kun je de versterking juist versnellen’
Rijksbouwmeester Francesco Veenstra
De versterkingsoperatie hobbelt van uitstel naar vertraging. Veenstra begrijpt heel goed hoe ontregelend bewoners raken van het ‘wachten’ op wat er met hun huis gaat gebeuren. Maar dat komt vooral door het frame dat door de politici is neergezet. Zij willen resultaten aan hun kiezers tonen en formuleren daarom doelen als ‘alle onveilige huizen in 2026 versterkt’. Bewoners worden ongewild in die werkwijze meegezogen. Dat afwachten en die niet waargemaakte beloften geven teleurstelling en onzekerheid.
‘Bij mijn vorige huis was bij de buren de voorgevel ingestort, omdat de fundering verrot bleek ten gevolge van veranderend waterpeil. Wij konden al snel overzien wat er aan de hand was en samen met experts een stappenplan maken. Dan hoef je niet in paniek te raken. Dáár zit het probleem voor de Groningers. Mensen hebben vier of vijf jaar geleden bericht gekregen dat hun huis onveilig was en dat de Nationaal Coördinator Groningen dat zou gaan oplossen. Daarna begint het wachten. Soms kun je beter even pas op de plaats maken om eerst goed scherp te krijgen wat er nodig is om het probleem op te lossen. Als je weet wat er gaat komen, ontstaan er ook kansen. Misschien kun je gelijk een nieuwe keuken maken bijvoorbeeld. Na jaren wachten krijgen sommigen nu weer een brief dat er andere normen zijn en dat hun huis nu toch wel veilig is. Dat laat op een hele schrijnende manier zien dat tijd een hele cruciale factor is.’
AMBITIES ZIJN NIET HAALBAAR
Veenstra wijst beleidsambtenaren en bestuurders in Den Haag op de risico’s van de huidige aanpak. Hij moet er hard aan werken om zijn boodschap over te brengen. De versterking moest eerst in 2026 klaar zijn, inmiddels wordt 2028 als einddatum genoemd. ‘Ik heb ze voorgerekend hoeveel uren er nodig zijn om één huis te versterken en die som heb ik geëxtrapoleerd naar de hele opgave. Dan weet je dat je simpelweg niet genoeg mensen hebt om dat in die paar jaar voor elkaar te krijgen. Je kunt het niet waarmaken. Door toch die belofte te doen voeden politici het gevoel van onbetrouwbaarheid. Daar hebben we nu in Groningen echt veel last van.’
De overheid is sterk gericht op het proces om huizen en mensen in het aardbevingsgebied gelijk te behandelen. ‘Dat werkt misschien in een anonieme samenleving, maar niet in de gelaagde werkelijkheid’, meent Veenstra. ‘Misschien maakte iemand in het verleden een pijnlijke scheiding mee, is er een kind overleden of was er sprake van een verslaving. Levensgebeurtenissen stapelen. Het verliezen van je veilige woonplek komt daar bovenop en is voor sommigen moeilijker te dragen. Daarbij zijn de huizen verschillend. In een dorp waar mensen elkaar kennen en spreken, is het ook weer heel anders dan in de stad. Het is dus niet zo dat het alleen maar gaat over het probleem van een veilig huis. Het gaat erom dat je naar de bewoners moet om hun verhaal te horen en te doorgronden wat er nodig is om dat gevoel van angst of zorg te verminderen.’ De bestuurlijke ambitie om iedereen gelijk te behandelen eindigt nu vaak in collectief onvermogen om het probleem op te lossen.
LEREN VAN FOUTEN
Veenstra wil dat er grondig wordt teruggekeken op het versterkingsproces van afgelopen jaren. Op dit moment is eenvijfde van de onveilig verklaarde huizen versterkt, dus viervijfde moet nog worden aangepakt. Daarom heeft het zin om te kijken wat je kunt leren van gemaakte fouten. Met architecten en de bouwmeester van Groningen heeft hij afgelopen jaar goed gekeken naar de huidige praktijk en voorzichtig een paar conclusies getrokken. De eerste is dat Den Haag te sterk gericht is op processen en niet aansluit bij de wereld van de bewoners. De politieke praktijk waarin regels telkens veranderen maakt het voor de Groningers nog onbegrijpelijker en voor de uitvoerders onwerkbaar.
Veenstra ziet nog een groot pijnpunt: ‘Er is te weinig gekeken naar de grotere schaal. Je kunt niet zomaar allerlei individuele interventies doen zonder ook terug te gaan naar het grotere geheel.’ Een huis wordt bewoond van generatie op generatie en staat in een straat en in een dorp of wijk. ‘Het is de kunst bij een grote wederopbouwoperatie als dit om te luisteren naar de plek en naar de mensen die er wonen.’
Beter luisteren naar de bewoners, beter inpassen in de omgeving, beter vooruit kijken… dat kost allemaal tijd. Veenstra ziet het dilemma maar kijkt er anders naar. ‘Versnellen is een doelstelling van het kabinet. Dat hoort bij het beeld van politici die daadkracht willen tonen.’ Hij wijst naar een huis waar hij net de schades en constructie van bekeek: ‘Met dit huis gaat voorlopig niet zoveel gebeuren. Als je hier nog twee of drie jaar woont, hoe groot is het risico dat er een balk op iemands hoofd valt? Vermoedelijk kun je hier best enige tijd nemen om de juiste dingen te doen. We proberen nu op tempo zaken voor elkaar te krijgen en scheppen daarmee het idee dat we het goede doen. Ik denk dus dat dat niet zo is.’